Luthers rol bij de godsdienstgesprekken; zijn verhouding tot de
reformatoren en andere stromingen
Luthers gematigde lijn, zijn houding tegenover de opstandige boeren en zijn
compromissen met de landsvorsten werden hem niet zelden van veel kanten
verweten. Aan de andere kant stond Luther ook steeds onder druk om de
Reformatie op het politieke en theologische vlak te verdedigen tegenover
Rooms-katholieke zijde. Dit zich bewegen over het scherp van de snede wilden
vele van zijn voormalige aanhangers niet meedragen.
Reeds van 1524-26 maakt een strijd van Luther met de beroemde Nederlandse Humanist Erasmus van Rotterdam het de
beweging van de Reformatie moeilijk en leidt deze tot een scheiding met de
Humanisten, die tot dan toe de gedachten van Luther begroet hadden.
Meningsverschillen tussen Luther en Karlstadt en tussen Luther en de Zwitserse
Hervormer Zwingli over de betekenis van het Avondmaal leidden in het jaar 1529
tot het Godsdienstgesprek van Marburg, waarbij echter slechts een gedeeltelijke
overeenstemming bereikt werd.
Luther en Melanchthon keerden zich in scherpe bewoordingen tegen de Doperse
beweging; toen echter het Doperse Rijk van Munster 1534/35 overwonnen werd,
veroordeelden ze ook de behandeling van de overwonnenen.
In 1537 komt het tot een strijd met Luthers medestrijder Johannus Agricola,
deze verlaat daarop in 1540 Wittenberg.
Luthers laatse levensjaren (1540-46)
"Ik ben zwak, ik kan niet
meer."
In de laatste levensjaren heeft Luther met verschillende lichamelijke kwalen te
kampen. Bovendien treft hem het sterven van zijn dochter Magdalena in 1542
zwaar.
Luthers verhouding tot anders gelovenden, vooral tegenover de Joden, verslechtert in deze jaren zeer. Heeft hij in 1523
nog met het geschrift "Dat Jezus een geboren Jood is!" een
verzoenende houding getoond, de ouder wordende Reformator veroordeelt nu allen,
die zich niet laten bekeren. Vanuit deze stemming zou ook in 1543 het sterk
antijoodse geschrift "Over de Joden en hun leugens" onstaan kunnen
zijn.
De strijd tegen de vijanden van de Reformatie voert Luther ook in de laatste
jaren aan. Met het geschrift "Tegen het door de duivel gestichte pausdom
van Rome!" deelt hij zijn laatste slag tegen de Rooms Kerk uit.
Luther zet zijn preekactiviteiten echter ondanks allerlei teleurstellingen en
zijn vele lijden voort.
Zijn docentschap aan de Wittenbergse Universi
eit zet hij eveneens tot aan het einde van zijn leven voort, het laatste
college eindigt echter met de woorden: "Ik ben zwak, ik kan niet
meer."
Luthers sterven (1546)
De door ziekten getekende Luther vertrekt op de 17e januari 1546 voor de
laatste reis van zijn leven naar zijn geboortestad Eisleben, om daar verschillen van
mening binnen de familie van de Mansfelder graven te beslechten. De
onderhandelingen eindigen succesvol.
Luther heeft echter niet meer de kracht om naar Wittenberg terug te keren. Hij
sterft op de 18e februari 1546 te Eisleben. Op het sterfbed bidt hij: "In
Uw handen beveel ik mijn geest. Gij hebt mij verlost, Heere, Gij trouwe
God."
Nadat de kist met zijn stoffelijk overschot twee dagen in Eisleben opgebaard
heeft gestaan, wordt hij via Halle en Bitterfeld naar Wittenberg
overgebracht.
Op de 22e fabruari wordt Luther in de Slotkapel te
Wittenberg bijgezet, de toespraak bij het graf houdt Johannes Bugenhagen.
Luthers sterfhuis
Verdere informatie: Dr. Volkmar Joestel, Lutherhalle
Wittenberg (bij het Lutherjahr 1996): Luthers sterven
|